Nieuwsarchief Digitale Gemeente Borsele maandag 1 oktober 2001

Overheid moet met bewijzen komen voor sluiting kerncentrale.

De toekomst van de kerncentrale Borssele blijft onzeker. De Staat moet bewijzen dat er in 1994 met de elektriciteitssector overeenstemming is bereikt over sluiting van de fabriek op 1 januari 2004. Dat heeft de rechtbank in Den Bosch vrijdag bepaald in een tussenvonnis. Om een definitief vonnis te kunnen vellen wil de rechtbank getuigen horen van de besprekingen die eind 1994 zijn gevoerd. Vrijdag 9 november is voorlopig als datum voor de verhoren geprikt.

Kerncentrale te Borssele In het tussenvonnis trekt de rechtbank zwaar in twijfel of er in 1994 echt overeenstemming was over sluiting van Borssele. Uit een brief van oud-minister Wijers van Economische Zaken aan de Tweede Kamer valt dat in elk geval niet op te maken. Hij spreekt daarin van "een besluit van de minister".
Wijers zal zeker één van de kroongetuigen zijn begin november, evenals toenmalig directeur N. Ketting van de inmiddels opgeheven koepelorganisatie van elektriciteitsbedrijven, de SEP. De rechtbank wijst er in haar tussenvonnis op dat Ketting bij de besprekingen eind 1994 heeft aangegeven "het voorgenomen besluit" te betreuren. De rechtbank concludeert: "Dat duidt niet direct op een reeds gesloten wederzijdse overeenkomst".
De rechtbank geeft de Staat toch nog een kans te bewijzen dat er overeenstemming bestaat over sluiting eind 2003, omdat de Staat daarom heeft gevraagd. Het tussenvonnis in Den Bosch stelt EPZ overigens op een aantal punten in het ongelijk. EPZ betwistte dat de Staat een privaatrechtelijke overeenkomst mocht sluiten over de toekomst van de kerncentrale. Dat had via wetgeving gemoeten. Die redenering wijst de rechtbank van de hand.
EPZ voerde ook aan dat een overeenkomst, zo die al zou bestaan, na de liberalisering van de elektriciteitsmarkt in 1998 niet meer rechtsgeldig zou zijn. Omdat de concurrentiepositie van EPZ anders wordt aangetast en zo`n afspraak in strijd is met het Europese recht. De rechtbank kan dit niet volgen.
Volgens de rechtbank staat het de Staat juist in een geliberaliseerde markt vrij om met elektriciteitsproducenten afspraken te maken.
Eén ander belangrijk argument van EPZ, namelijk dat de Staat met de SEP heeft onderhandeld en niet met haar, is ook door de rechtbank terzijde geschoven.
EPZ was immers aandeelhouder in de SEP en, stelt de rechtbank, SEP zal EPZ als meest betrokkene zeker op de hoogte hebben gesteld van de te sluiten of gesloten overeenkomst. EPZ heeft tegen het sluiten van een mogelijke overeenkomst door de SEP ook nooit geprotesteerd.

Disclaimer: de verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze pagina ligt geheel bij de webmaster van DGB, CeeBee IT (eindredactie:C. van der Bliek).
Bronnen: pzc, gemeente Borsele, Omroep Zeeland, internet e.a.